Hoewel Anton Pieck al van jongs af aan tekenles volgt, is hij voornamelijk een autodidact. Tijdens zijn leven onderzoekt hij vele tekendisciplines, en al zijn verkenningen worden een succes. In 1924 begint hij voor het eerst met olieverf te werken.

Hij mist kleur in zijn droge naald-prent ‘Vlaamsche kermis’ en werkt het onderwerp uit tot een Breuegheliaans olieverfschilderij. Uiteindelijk zal hij zo’n honderd olieverfschilderijen maken, grote en kleine werken, van stillevens tot portretten. Soms in opdracht, meestal voor zijn plezier. Enkele werken ontstaan buiten, maar de meeste schilderijen worden achter de schildersezel gemaakt.

Piecks vele reistekeningen en –schetsen nemen een bijzondere plaats in zijn oeuvre in. Behalve ontelbare tochten door Nederland maakt Pieck tijdens zijn leven ook vele andere reizen, zoals in 1919 naar Duitsland en Oostenrijk en in 1937 naar Marokko, waar hij zes weken verblijft. Via zijn Vlaamse vriend Felix Timmermans leert Anton Pieck Vlaanderen goed kennen. In dit ‘tweede vaderland’, zoals hij het noemt, vindt hij iets dat Nederland hem niet kan bieden en dat toch niet als buitenlands voelt. Vanaf de Tweede Wereldoorlog, wanneer hij zijn vriendschap met Timmermans verbreekt, raakt Vlaanderen meer op de achtergrond ten gunste van Engeland, zijn ‘derde vaderland’.

De Engelse stadjes trekken hem door hun schilderachtigheid erg aan, hij treft er nog de geest van Dickens aan. In 1951 vestigt zijn dochter Elsa zich met haar man in Engeland, een extra reden voor Anton Pieck om veelvuldig het kanaal over te steken.

Hoewel hij veel van de natuur houdt en altijd het gevoel heeft ‘dat toch iedere grasspriet en iedere bloem en alles wat je ziet, een wonder is’, is zijn belangstelling ook bij de reistekeningen meer gericht op de ‘menselijke habitat’. Pure landschapsimpressies zijn een uitzondering, naast grote monumenten tekent hij vooral graag kleine steegjes, oude hoekpandjes, een pittoresk marktje, torentjes en poortjes. Andere reizen voeren Pieck naar Frankrijk, Italië, Ierland, Wales, Polen, Zweden en Zwitserland.

In 1963 treedt Pieck toe tot de Haarlemse kunstenaarsvereniging Kunst zij Ons Doel. Op winterse maandagavonden komen de leden samen en tekenen ze naar model. Ze krijgen steeds een kwartier om een bepaalde stand van het model te tekenen. Het resultaat is een flinke map vol modelstudies in zwart of rood crayon op grauw papier, de zogenoemde ‘kwartierschetsen’. De studies vormen de basis voor de vele menselijke figuurtjes op zijn illustraties en kalenderplaten, waarvoor overigens ook zijn eigen kinderen, kleinkinderen en andere modellen uit zijn omgeving geregeld poseerden.

Als ontwerper heeft Pieck vooral bekendheid verworven met De Efteling en het Autotron. Toch heeft hij meer gedaan op het driedimensionale gebied. Hij wordt verschillende keren gevraagd om het ontwerp van huizen en boerderijen te verzorgen, zowel van binnen als van buiten. Zo restaureert hij de Drunense villa van de heer Lips, de latere opdrachtgever van het Autotron, evenals het complete ontwerp van het in- en exterieur van diens boerderij Vinkeloord bij Rosmalen. Met veel zorg en liefde creëert hij hiervoor de ‘bouwplaat’: de gevels, de muurverdeling en de plattegronden. Al het technische en bouwkundige werk laat hij graag aan de architecten over.

Contact